Ysolda Roeters is zorgontwikkelaar triadisch werken bij Arkin. Ze werkte ook lang als ggz hulpverlener. Ysolda: “Hulpverleners denken vaak: ‘ik heb geen tijd, of ik mag niet met naasten praten vanwege privacy, of hoe moet ik het dan doen?’ Maar het is heel simpel. Je mag altijd naar naasten luisteren, je mag ze altijd op ondersteuningsaanbod wijzen, je mag altijd vertellen wat je doet als organisatie. Dat staat ook in de ggz-richtlijnen. Naasten horen bij een client. Uit onderzoek blijkt dat het herstel-bevorderend is als het systeem rondom een cliënt betrokken is. Vanuit goed hulpverlenerschap is het belangrijk om met de mensen rondom de cliënt samen te werken.”
Praktisch en simpel
Het begin kan simpel zijn. “Zoals het registreren van een contactpersoon,” suggereert Ysolda. “Dat kan familie zijn, of een goeie vriend(in), of de bakker om de hoek. We vragen de cliënt: ‘We hebben iemand nodig als contactpersoon voor als er iets met je is. Kunnen we iemand bereiken. Bepaal zelf wie dat is.’ Algemene ziekenhuizen doen dat toch ook? Dat hoeft in de ggz heus niet anders te zijn. Als ik dat vertel in een workshop dan gaan hulpverleners vaak: ‘o ja, natuurlijk’. Het is heel simpel, heel normaal.”
Als de cliënt geen contact met naasten wil..
Het onderwerp ‘naasten’ is juist óók belangrijk als de cliënt dit niet wil. Ysolda: “Als een cliënt geen contact wil, dan is er iets aan de hand. Misschien is het goed daar dan aandacht aan te geven, misschien kan dat hersteld worden. Bijvoorbeeld de situatie dat een moeder al twee weken op zoek is naar haar zoon. Als ze belt en zoon zegt: ‘ik wil niet dat ze iets weet’, kun je wel vertellen dat er contact is met zoon. Dan kun je later met cliënt bespreken: ‘Goh, zullen we je moeder (vriend, zus, broer, bakker) eens vertellen waar jij nu staat en wat voor ontwikkelingen je hebt doorgemaakt. Wat zou je misschien wél willen zeggen. ’ Dat hoeft niet meteen de hele geschiedenis te zijn, maar misschien wel: ‘ik sta elke dag op’. Maak het gewoon bespreekbaar. Vaak weten cliënten ook niet dat ze iemand mogen betrekken, en dat ze zelf kunnen kiezen wie dat is.”
Overleg
Ik adviseer altijd om beslissingen in overleg te nemen. Bespreek het met je team, met de behandelaar. Zodat je goed kunt beargumenteren dat je de naaste gaat informeren en hoe. Maak de vraag ‘Is er nog contact met naasten geweest?’ een vast onderwerp bij je overdracht en je teamoverleg. Het wordt dan een gewoon onderdeel van je werk.
Tips voor organisaties
Het is belangrijk dat contact met naasten wordt gefaciliteerd vanuit organisaties. Ysolda: “Volg bijvoorbeeld de ‘patiënt journey’, de weg de de cliënt loopt binnen jouw hulpverleningstraject, en kijk waar naasten betrokken kunnen worden. Dat kunnen overlegmomenten zijn met je cliënt, zoals een behandelplan of signaleringsplan of evaluatiemoment. Zorg ook dat er een aandachtsfunctionaris is die de focus op dit onderwerp kan houden. Er zijn anders altijd wel weer andere prioriteiten, dat gaat nu eenmaal zo. Bij Arkin zijn er ondertussen ook 75 naastbetrokkenenconsulenten binnen teams, met de specifieke rol: contact met naasten onder de aandacht brengen en houden. Dat werkt heel goed. Hou het praktisch. Veel organisaties beseffen niet dat ze met naasten te maken hebben. Maar ook bij participatie en re-integratie, bij werk- en woonbegeleiding, zijn naasten belangrijk. Je kunt dan bijvoorbeeld de vraag stellen aan de cliënt: wat heb jij nodig van je naaste om eigen regie te kunnen houden, om te werken, om zelfstandig te wonen?”
Pragmatisch
Het lijkt allemaal veel ingewikkelder dan het is. Ysolda: “Begin gewoon. Probeer het. Nodig die contactpersoon uit. Organiseer eens een familie- en vriendenbijeenkomst. Als je bedenkt wat je zelf nodig zou hebben, als je naaste zou zijn, dan wordt het al veel gemakkelijker. Dan is het niet meer zo abstract maar gewoon iets menselijks.”